DE BOLLAARD

 

Het was een zonnige, veelbelovende zaterdagmorgen in juni.  Bert Williame was vastbesloten het weekend in volkomen zorgeloosheid en zalig nietsdoen door te brengen. Hij nam zich voor de komende dagen niet te denken aan de zware moeilijkheden van de firma “New-Chemical”, waar hij de directeurszetel bezette.  Voortaan wilde hij ook alle alcoholgebruik vermijden.  Aan het zoveelste felle gevecht met enkele flessen whisky de vorige avond in gezelschap van zijn vriend Jef Lindeman, had hij een volwassen mannelijke kat overgehouden en die wilde hij absoluut zo vlug mogelijk kwijt. Daarom begaf hij zich in zijn fleurige, tweeduizend vierkante meter grote tuin die uitnodigde tot een opkikkerende wandeling in de nog frisse morgenlucht.  Bert liep blootsvoets over het gazon toen hij plots een soort supersonisch gefluit  meende te horen.  Hij had tegenwoordig  wel meer last van gefluit in zijn linkeroor, wat hij toeschreef aan stress.  Maar dit was anders, het kwam duidelijk van buiten zijn hoofd en niet van binnenin.  Even later was het geluid verdwenen en hij dacht er verder niet meer aan. Hij liep verder de tuin in om zijn rode, gele, roze en witte rozen te bewonderen en bleef even staan bij een vlinderstruik waar bijen en vlinders zicht te goed deden aan het stuifmeel van de blauwe bloemen.  Hij zag een groene bal over het gras rollen.  Dat verwonderde hem niet onmiddellijk, al stelde hij zich vagelijk in zijn achterhoofd de vraag wie die bal aan het rollen had gebracht, want er was niemand anders in de tuin dan hijzelf. 

Toen het bolronde voorwerp plots zonder enige aanleiding volkomen van richting veranderde, verwonderde hem dat wel, maar toen het op twee meter van hem bleef liggen, knipoogde en zei: “hallo, meneer tweebeen, ik ben een bollaard en mijn naam is Wump”, besefte hij dat te veel whisky wel degelijk de hersens aantast, iets waarvoor zijn vrouw Diana hem al ettelijke malen had gewaarschuwd.  Hij sloeg zichzelf in het gelaat, kneep zo hard  in zijn linkerarm dat het pijn deed, sloot zijn ogen en deed ze weer open.  De bal keek hem nog altijd aan met vragende ogen en een vertederende glimlach. Bert Williame stormde als een sprinter naar binnen en stak zijn hoofd geruime tijd onder de koudwaterkraan.  Hij liep woest terug naar buiten en toen hij het geribbelde, komkommergroene, ronde voorwerp daar nog altijd zag liggen, gaf hij het een fikse trap.  Jammerend huppelde de bal onder de struiken.

 Doe me geen pijn, meneer tweebeen”, riep het ding,  “ik ben een bollaard en mijn naam is Wump.”

 “Wat moet jij hier?” schreeuwde Williame. 

“Ik red de aarde!”, riep Wump vanonder de struiken.

 In de namiddag vertelde Bert het gebeurde aan zijn vrouw Diana.  Toen Diana na veel aandringen mee in de tuin ging zoeken naar “de bollaard”, zoals Bert hem noemde, vonden ze natuurlijk helemaal niets.

 De volgende maandagmorgen vertoefde de heer Williame op aanraden van zijn echtgenote in de psychiatrische instelling “De Verlichting”. Hij werd er, een beetje medelijdend, ondervraagd door drie mannen in het wit.  Na de ondervraging probeerden de psychiaters hem aan het verstand te brengen dat hij aan waanvoorstellingen leed tengevolge van zijn alcoholische uitspattingen.  Een der dokters sprak over het gevaar van delirium tremens en  stelde enkele weken observatie en een ontwenningskuur in de instelling voor.  Daarop was Bert Williame in een uitzinnige woede ontstoken. Hij sprong recht, liet zijn vuist daverend op het aanwezige bureau terecht komen en riep furieus: “ik ben er volkomen zeker van dat ik de bollaard  heb gezien, gehoord en gevoeld.  En jullie gaan me niet vertellen wat ik te doen en te laten heb.  Ik wil geen minuut langer in dit zothuis blijven!”

Toen hij wilde weglopen, probeerden de drie mannen in het wit hem tegen te houden.  Daarop werd Bert pas goed razend, sloeg een der dokters een bloedneus en een andere een kaakbeenbreuk.  Toen hij in volle actie was om van het meubilair brandhout te maken, kon men hem tenslotte overmeesteren.

 Maandagnamiddag huisde Bert veilig in een dwangbuis, terwijl mevrouw Williame zich onder vier ogen onderhield met de hoofdpsychiater over de toestand van haar man.

 “Uw echtgenoot”, zei Corver, de hoofdpsychiater, “lijdt aan chronische hallucinaties van euforisch-depressieve aard en aan aanvallen van periodieke en gevaarlijke razernij,

voortkomend uit zich bestendigende stresstoestanden en regelmatig weerkerende alcoholische uitspattingen.  Ik stel om te beginnen een twaalf maanden durende internering voor, gecombineerd met een ontwenningskuur en, indien succesvol, gevolgd door een therapeutische relax-behandeling.”

 Bezorgd, verdrietig, maar ook opgelucht omdat eindelijk iets zou gedaan worden aan het stress- en drankprobleem van haar levensgezel, reed mevrouw Williame huiswaarts.

Corver, de hoofdpsychiater, schreef voldaan zijn verslag over “het geval Williame”.  Daarna begaf hij zich eveneens naar huis.  Daar hij niet zo ver van de instelling woonde, maakte hij er een rustige, ontspannende wandeling van.  Het was een mooie lenteavond, kinderen speelden op de grasperken en in de rustige straten, bloemen geurden in de tuinen, vogels floten en eensklaps rolde er een bal voor de voeten van de heer Corer. “Laat de kinderen maar spelen”, dacht hij glimlachend. 

Maar de groene bal knipoogde en zei: “goedenavond, meneer tweebeen, ik ben een bollaard en  mijn naam is Wamp.”

 

Pierre Schaerlaeken          

 

 

 

 

terug